Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], [6]Zij tasten [7]de landpalen aan; de kudden roven zij, en [8]weiden ze. 6. Te weten, de goddelozen. Job geeft reden, waarom hij gezegd had dat de tijden van de straffen des Almachtigen verborgen zijn, die Hij tegen de bozen in den tijd, die Hem alleen bekend is, uitvoert. 7. Te weten, de landpalen van hun naasten, die zij met geweld innemen om hun erven wijder uit te breiden. Zie Deut.19:14, en Deut.27:17; Spreuk.22:28. 8. Te weten, openbaar in hun eigen land, of zelfs in het land, dat zij hun naasten ontnomen hebben, en dat zonder van iemand vrees te hebben of gestraft te worden.